1. Voor de toepassing van de artikelen 28, 28bis, 29 en 31 wordt degene die twee of meer pensioenen of renten ontvangt krachtens de wettelijke regeling van één enkele Lid-Staat, in de zin van deze bepalingen geacht rechthebbende op een pensioen of rente te zijn krachtens de wettelijke regeling van een Lid-Staat.
2. De artikelen 27 tot en met 33 zijn niet van toepassing op de pensioen- of rentetrekker en zijn gezinsleden die op grond van de wettelijke regeling van een Lid-Staat wegens het verrichten van beroepswerkzaamheden recht op prestaties hebben. In dat geval wordt de betrokkene voor de toepassing van dit hoofdstuk als werknemer of zelfstandige of als gezinslid van een werknemer of zelfstandige aangemerkt.